In dit artikel laten we de 20 meest belangrijke promptopdrachten zien die u in Windows 11 zou moet kennen.
Ook al bestaat de Command Prompt al lang, zelfs ver vóór Windows 11, wordt het nog steeds door veel gebruikers genegeerd. Terwijl de moderne grafische interface van het besturingssysteem vrijwel elke taak naadloos afhandelt, biedt Command Prompt ongeëvenaarde controle, efficiëntie en probleemoplossingsmogelijkheden.
Of u nu sneller door uw bestandssysteem wilt navigeren, netwerkproblemen wilt diagnosticeren of administratieve taken efficiënt wilt uitvoeren: als u de essentiële opdrachten onder de knie krijgt, bespaart u tijd en moeite.
Wat gaan we doen
In dit Windows 11 artikel belichten we 20 essentiële of wel belangrijke opdrachten voor het beheren van bestanden. Maar ook voor het oplossen van problemen en het uitvoeren van verschillende taken op systeemniveau in Windows 11. Onderstaande opdrachten kunnen ook in Windows 10 worden gebruikt.
De opdrachtprompt is de command-line-interface van Microsoft Windows. De opdrachtprompt maakt het mogelijk om het besturingssysteem aan te spreken door middel van tekst. De Opdrachtprompt wordt of werd ook gebruikt in andere besturingssystemen dan Windows, zoals OS/2 en DOS.
Voorbeelden van opdrachten die via de opdrachtprompt gegeven kunnen worden zijn ping, dat laat zien of een hostname / IP-adres bereikbaar is, en dir, waarmee de inhoud van een directory bekeken kan worden.
Men kan ook help intikken om een lijst met opdrachten te verkrijgen. Het is ook mogelijk om meer informatie aan te vragen door help opdrachtnaam in te voeren. Commando’s kunnen ook na elkaar worden uitgevoerd als een script in een .bat-bestand. Twee goede alternatieven op deze aloude opdrachtprompt zijn Windows Script Host en PowerShell.
Opdrachten met de opdrachtprompt in Windows 11
Deze lijst bevat de meest basale commando’s die elke gebruiker zou moeten kennen. De lijst is niet in een specifieke volgorde gerangschikt.
Om deze opdrachten te gebruiken, opent u Start en zoekt u naar Windows Terminal, opent u deze en opent u vervolgens een opdrachtpromptconsole (indien van toepassing).
1. cd (Map of Directory wijzigen)
De opdracht cd, is een afkorting voor change directory. Verder is het een fundamenteel opdrachtregelhulpmiddel waarmee u tussen verschillende mappen of directories kunt navigeren en kunt wisselen tussen stations, zoals C:, D:, enz.
Gebruik:
- cd DIRECTORY-NAAM
- Voorbeeld: cd C:\Gebruikers\UwNaam – Zo gaat u naar uw accountmap.
Vervang directory-naam door de naam en het pad van de map waar u doorheen wilt navigeren.
Toevoegingen:
- Gebruik cd .. – Verplaatst u één niveau “omhoog” in de directoryboom (naar de bovenliggende map).
- cd \ – Hiermee gaat u naar de hoofdmap van het huidige station (bijvoorbeeld C:\).
- cd / – In sommige systemen Brengt u ook naar de hoofdmap.
2. dir (lijst met Mappen en bestanden)
De opdracht dir in de opdrachtprompt is een hulpmiddel om de inhoud van een directory of map te bekijken.
Gebruik:
- dir – Alleen deze opdracht geeft de inhoud van de huidige locatie weer.
- Voorbeeld 1: dir /P – Geeft de inhoud van de huidige directory weer, met een pauze na elk scherm.
- Voorbeeld 2: dir /AH – Geeft een lijst van alle verborgen bestanden in de huidige map.
Toevoegingen:
- /P : Pauzeert de uitvoer na elk scherm, zodat u het gemakkelijker kunt lezen.
- /W : Geeft de uitvoer weer in een breed formaat. Waarbij er meer bestanden per regel worden weergegeven.
- /A : Geeft bestanden met specifieke kenmerken weer. Bijvoorbeeld, /A:D geeft alleen mappen weer, /A:H geeft verborgen bestanden weer, /A:R geeft alleen-lezen bestanden weer en /A:S geeft systeembestanden weer.
- /O : Sorteert de uitvoer op verschillende criteria. Bijvoorbeeld, /O:N sorteert op naam (alfabetisch), /O:D sorteert op datum/tijd en /O:S sorteert op grootte.
- /S : Geeft een lijst weer van alle bestanden en submappen in de opgegeven map en alle submappen daaronder.
3. mkdir (Maak een map)
Met de opdracht mkdir kunt u nieuwe mappen op een specifieke locatie aanmaken.
Gebruik:
- mkdir DIRECTORY-NAAM
- Voorbeeld 1: mkdir Mijn_bestanden – Hiermee wordt een nieuwe map met de naam Mijn_bestanden in de huidige directory gemaakt.
- Voorbeeld 2: mkdir C:\Gebruikers\UwNaam\Documenten\Mijn_Projecten – Hiermee wordt de map Mijn_Projecten in de map Documenten gemaakt.
4. rmdir (map verwijderen)
Met de opdracht rmdir kunt u lege mappen verwijderen.
Gebruik:
- Verwijder Directory of map met rmdir DIRCTORY-NAAM
- rmdir Mijn_bestanden – Hiermee verwijdert u de map met de naam Mijn_bestanden als deze leeg is.
- Of rd /s /q Mijn_bestanden – Hiermee verwijdert u de map met de naam Mijn_bestanden en de inhoud ervan.
Het is belangrijk om te weten dat u met rmdir alleen lege directories of mappen kan verwijderen. Als een directory bestanden of submappen bevat, mislukt de opdracht.
Opmerking: Wanneer u een directory of map wilt verwijderen die niet leeg is, moet u de opdracht rd /s /q gebruiken. Wees echter uiterst voorzichtig met deze opdracht. Omdat deze de directory of map met alle inhoud verwijdert zonder een bevestiging!
5. kopiëren
Met de opdracht ‘kopiëren’ kunt u bestanden van de ene naar de andere locatie kopiëren.
Gebruik:
- copy BRON / PAD BESTEMMING / PAD voorbeelden
- Copy bestand1.txt C:\Backup – Hiermee kopieert u een bestand met de naam “bestand1.txt” van de huidige map naar de map “Backup” op schijf C:.
- Voorbeeld: Copy *.jpg C:\Backup – Hiermee worden alle bestanden met de extensie “.jpg” gekopieerd van de huidige map naar de map “Backup”.
- Copy D:\Mijn_bestanden\Rapport.docx C:\Gebruikers\UwNaam\Documenten – Hiermee kopieert u het bestand van de bron- naar de doel locatie.
- Voorbeeld: Copy bestand1.txt C:\Backup /Y – Hiermee kopieert u het bestand van de bron en overschrijft u bestaande bestanden in de bestemming.
6. del (Verwijderen)
Met de opdracht del kunt u bestanden (geen mappen) verwijderen.
Gebruik:
- Geef de BESTANDSNAAM op
- Dus del file1.txt – Hiermee verwijdert u het bestand met de naam “my_file.txt” uit de huidige map.
- Of del *.jpg – Hiermee worden alle bestanden met de extensie “.jpg” in de huidige map verwijderd.
- del *.jpg /f – Dit kan worden gebruikt om het verwijderen van alleen-lezen bestanden af te dwingen.
Opmerking: Als u op deze manier, met DEL, een bestand verwijdert, zal deze permanent worden verwijderd en niet in de Prullenbak terecht komen.
7. ren (Hernoemen)
Met de opdracht ren kunt u bestanden of mappen hernoemen.
Gebruik:
- ren OUDE_BESTANDSNAAM NIEUWE_BESTANDSNAAM
- ren old_file.txt new_file.txt – Hiermee wordt de naam van het bestand “old_file.txt” gewijzigd in “new_file.txt”.
- Of ren oude_map nieuwe_map -Hiermee wordt de map oude_map hernoemd naar nieuwe_map.
8. cls (Scherm wissen)
Met de opdracht cls wist u de inhoud van het scherm, waardoor de opdrachtprompt gemakkelijker te lezen is, vooral na een lange reeks opdrachten of uitvoer.
Gebruik:
- CLS
9. ipconfig (Internet Protocol-configuratie)
De opdracht ipconfig is een handig hulpmiddel voor het begrijpen en beheren van de netwerkverbindingen van uw computer. Het is een belangrijke opdracht voor het oplossen van basis netwerkproblemen en meer geavanceerde netwerk configuratietaken.
Gebruik:
- ipconfig
De opdracht geeft deze essentiële netwerkinformatie weer:
- IP-adres: De unieke identificatiecode van uw computer op het netwerk.
- Subnetmasker: Definieert het netwerksegment waartoe uw computer behoort.
- Standaardgateway: Het adres van uw router (of modem).
- DNS-server: Het adres van de Domain Name System-server die domeinnamen (zoals google.com) vertaalt naar IP-adressen.
Gebruik:
- Typ ipconfig /all en druk op Enter om een meer gedetailleerd overzicht te bekijken. Zoals:
- MAC-adres (fysiek adres): een unieke hardware-identificatie voor uw netwerkadapter.
- DHCP-server: Als uw IP-adres door een DHCP-server is toegewezen, wordt hier het adres van de server weergegeven.
- DNS-serveradressen.
Toevoegingen:
- ipconfig /release: Geeft de IP-adresconfiguratie vrij die is verkregen van een DHCP-server.
- De opdracht ipconfig /renew: Vraagt een nieuwe IP-adresconfiguratie aan bij de DHCP-server.
- ipconfig /flushdns: Wist de cacheopslag van de DNS-resolver op uw computer bij het oplossen van problemen met de DNS-naamomzetting.
Als u de netwerkconfiguratie wilt vernieuwen, voert u normaal gesproken eerst de opdracht ipconfig /release en vervolgens de opdracht ipconfig /renew.
10. ping
De opdracht ping is een eenvoudig hulpmiddel waarmee u snel de netwerkconnectiviteit kunt controleren en eenvoudige netwerkproblemen kunt diagnosticeren.
De tool verstuurt kleine datapakketten, zogenaamde echo requests, naar een opgegeven bestemming, een IP-adres of domeinnaam. Vervolgens geeft het antwoord, of wel een echo reply, van de bestemming weer.
De tijd die het kost om het pakket te verzenden, ontvangen en beantwoorden, staat bekend als ‘round-trip time’ (RTT).
Normaal gesproken gebruikt u deze tool om te bepalen of een specifiek apparaat of een specifieke server bereikbaar is op het netwerk en om andere verbindingsproblemen op te lossen.
Gebruik:
- ping DNSNAAM-OF-IP
- Voorbeeld: ping google.nl of ping 8.8.8.8 Dat is een Google Public DNS-server.
Als de ping succesvol is voltooid, geeft de opdracht het IP-adres van de bestemming weer, de retourtijd voor elk pakket en een melding van succesvolle antwoorden.
Als de opdracht niet succesvol wordt voltooid, wordt de uitvoer weergegeven als ‘Aanvraag time-out opgetreden’.
11. tracert (Traceroute)
De opdracht tracert is een afkorting van traceroute, het is een hulpmiddel voor netwerkdiagnostiek. Waarmee u de route in kaart kunt brengen dat gegevenspakketten afleggen om een specifieke bestemming op internet te bereiken.
De opdracht stuurt een reeks pakketten naar de doelbestemming, elk met een Time-to-Live of TTL-waarde die eerst is ingesteld op 1. Terwijl het pakket door het netwerk reist, verlaagt elke router die het tegenkomt de TTL met 1. Wanneer de TTL 0 bereikt, gooit de router het pakket weg. De router stuurt dan een ICMP Time Exceeded-bericht terug naar de bron, of wel de tijd is verstreken (Time Out).
Door deze reacties te analyseren, bepaalt de opdracht tracert de volgorde van routers, ook wel hops genoemd, waar de pakketten onderweg doorheen gaan.
De uitvoer van de opdracht is een lijst met routers die de pakketten in de route zijn gepasseerd. De opdracht leest hun IP-adressen en de retourtijd of RTT die elk pakket nodig heeft om de router te bereiken en terug te keren.
Gebruik:
- tracert google.nl
Met deze opdracht wordt de route naar de servers van Google gevolgd en worden de routers weergegeven die bij de verbinding betrokken zijn.
12. Uitschakelen
Met de opdracht shutdown kunt u het afsluit- en herstartgedrag van uw computer bepalen.
Gebruik:
- Met shutdown /s : Sluit de computer onmiddellijk af.
- Wanneer u shutdown /s /t 60 gebruikt: Sluit de computer af na een vertraging van 60 seconden.
- shutdown /r : Start de computer onmiddellijk opnieuw op.
- Met shutdown /r /t 30 : Start de computer opnieuw op na een vertraging van 30 seconden.
- shutdown /L : Meldt de huidige gebruiker af.
- En shutdown /a : Annuleert een aanstaande afsluiting of herstart.
13. Tasklist
De opdracht tasklist, of taaklijst, is een hulpmiddel voor het bekijken en beheren van de processen die in Windows 11 worden uitgevoerd. Het biedt een snelle en eenvoudige manier om een momentopname van de systeemactiviteit te krijgen, vergelijkbaar met Taakbeheer.
Gebruik:
- Met tasklist : toont alle processen en details, zoals procesnaam, ID, sessienaam en geheugengebruik.
- Als u tasklist /V gebruikt: De uitgebreide optie toont meer details zoals prioriteit, gebruikersaccount en beschrijving.
- tasklist /M MODULE-NAAM : Geeft een lijst van alle processen die momenteel de opgegeven module gebruiken (bijvoorbeeld een DLL-bestand) nadat “MODULE-NAAM” in de opdracht is gewijzigd.
- Met tasklist /SVC : Geeft de services weer die in elk proces worden gehost.
- tasklist /FI FILTER : Filtert de uitvoer op basis van specifieke criteria (bijvoorbeeld afbeeldingsnaam, status) wanneer u “FILTER” in de opdracht wijzigt.
14. Taskkill
Met de opdracht taskkill, of taak beëindigen, kunt u lopende processen stoppen. Normaal gesproken gebruikt u deze opdracht om problemen met niet-reagerende apps op te lossen en de controle over uw systeem terug te krijgen.
Gebruik:
- taskkill /IM PROCESNAAM : Beëindigt een specifiek proces op basis van de naam.
- Bijvoorbeeld: taskkill /IM notepad.exe
- taskkill /PID PROCESS-ID : Beëindigt een specifieke proces-ID.
- Voorbeeld: taskkill /PID 1237
- taskkill /F : beëindigt het Explorer-proces geforceerd.
- Voorbeeld: taskkill /F /IM explorer.exe
15. chkdsk (Schijf controleren)
De opdracht chkdsk is een hulpprogramma dat het systeem scant op fouten en slechte sectoren en deze probeert te repareren.
Gebruik:
- chkdsk /f : herstelt fouten op de schijf.
- Voorbeeld: chkdsk C: /f – Controleert de “C:”-schijf op fouten en probeert deze te herstellen.
- chkdsk /r : Zoekt slechte sectoren en herstelt leesbare informatie.
- Voorbeeld: chkdsk C: /r – Controleert de “C:”-schijf op fouten, probeert deze te herstellen en lokaliseert slechte sectoren.
- chkdsk /x : Koppelt de schijf los voordat het hulpprogramma wordt uitgevoerd.
- Voorbeeld: chkdsk C: – Controleert het station “C:” op fouten, maar probeert deze niet te herstellen.
Het uitvoeren van de opdracht Schijf controleren kan veel tijd in beslag nemen, vooral als u de optie /r gebruikt.
16. sfc /scannow (Systeembestand controle)
De opdracht “sfc” ( System File Checker) is een tool die scant op en corrupte systeembestanden herstelt met behulp van de bestanden die al beschikbaar zijn in de lokale image voor het besturingssysteem. Normaal gesproken zou u deze opdracht gebruiken met Deployment Image Servicing and Management of (DISM).
Gebruik:
- sfc /scannow
Wanneer u de opdracht uitvoert, scant de tool alle beveiligde systeembestanden op uw computer. Zij worden vergeleken met een bekende, goede kopie die is opgeslagen in de lokale image.
Als SFC discrepanties of fouten vindt, zoals ontbrekende of beschadigde bestanden, worden deze als problemen gemarkeerd. Vervolgens wordt geprobeerd deze te vervangen door de juiste versies.
17. help
Met de opdracht help krijgt u informatie over andere opdrachten.
Gebruik:
- help COMMANDO-NAAM
- Voorbeeld 1: help dir – Geeft informatie weer over de opdracht dir, inclusief de syntaxis, opties en het gebruik.
- Voorbeeld 2: help – Geeft een lijst weer met alle opdrachten die beschikbaar zijn voor gebruik in de opdrachtprompt.
18.Exit
De opdracht exit sluit het huidige opdrachtvenster af. U kunt ook scripts en batchbestanden afsluiten die in de opdrachtprompt worden uitgevoerd.
Gebruik:
- Exit
19. Winget (Windows Pakketbeheer)
De opdracht winget is, kort gezegd, een hulpmiddel dat het proces van het installeren, updaten en beheren van apps stroomlijnt.
Windows Pakketbeheer is een hulpmiddel met veel opties, maar er zijn er een paar die elke gebruiker zou moeten kennen om basisbewerkingen uit te voeren.
Gebruik:
- winget zoeken APP-NAAM
- Voorbeeld: winget search firefox – Doorzoekt de Microsoft-repositories en geeft de informatie weer van alle apps die aan de query voldoen.
- winget install APP-NAME – Downloadt en installeert de opgegeven applicatie.
- Voorbeeld: winget install “Mozilla Firefox” – Installeer de Mozilla Firefox-browser op uw computer.
- winget upgrade APP-NAME – Werkt de geïnstalleerde app bij naar de nieuwste versie.
- Voorbeeld: winget upgrade “Mozilla Firefox” – Werkt de Mozilla Firefox-browser bij.
- winget uninstall APP-NAME – Verwijdert de applicatie van uw computer.
- Voorbeeld: winget uninstall “Mozilla Firefox” – Verwijdert de Mozilla Firefox-browser.
20. sudo (Superuser-Do)
De opdracht sudo of Superuser Do, is een hulpmiddel waarmee u als beheerder opdrachten kunt uitvoeren vanuit een opdrachtpromptvenster. Dat kunt u doen zonder dat u hiervoor bevoegdheden nodig hebt.
Als deze tool bekend klinkt, komt dat omdat het lijkt op de Sudo-opdracht voor Unix-gebaseerde besturingssystemen zoals Linux en macOS. De Sudo-opdracht op Windows 11 is echter niet hetzelfde als de tool voor Linux en macOS. In plaats daarvan bevat de tool alleen beperkte functionaliteiten om verhoogde opdrachten inline uit te voeren, met invoer uitgeschakeld of in een nieuw venster.
Gebruik:
Sudo voor Windows gebruiken
Als u Sudo voor Windows wilt gebruiken, hoeft u alleen sudo
toe te passen op de opdracht die u als beheerder wilt uitvoeren. Wanneer u bijvoorbeeld netstat -ab
als beheerder wilt uitvoeren, voert u sudo netstat -ab
uit in het consolevenster.
Omdat sudo
het doelproces naar beheerdersrechten verheft, wordt er een prompt geopend waarin u wordt gevraagd te bevestigen of u wilt doorgaan.
- sudo-OPDRACHT
- Voorbeeld: sudo del file.txt
Dit is een functie die standaard is uitgeschakeld op Windows 11. Als u deze wilt inschakelen, gaat u naar Instellingen > Systeem > Voor ontwikkelaars.
Zet de schakelaar Sudo inschakelen aan en kies de optie Inline om verhoogde opdrachten uit te voeren in hetzelfde venster als in Linux en MacOS.